Reint’s reisverslag Azië 2018-2019 (7-laatste)


Zaterdag 22-12 t/m vrijdag 11- 01- 2019

Gisteren, de dag dat ik in Yangon was, heb ik besteed aan een bezoekje aan de Botahtaung Pagode aan de Strand Road, waar ik nooit eerder geweest ben. In november 1943 werd de zedi (=stoepa) door een geallieerde bom verwoest; ‘foutje bedankt’, zullen we maar zeggen. Bij de reconstructie werd besloten de stoepa van het complex toegankelijk te maken; vroeger kon je er zelfs helemaal doorheen lopen, maar nu kom je niet verder dan twee achter glas bewaarde relieken in het hart van de zedi. Op het tempelcomplex bevindt zich een attractie die op menige kermis niet zou misstaan: een ronddraaiende schijf met daarop gemonteerd een stuk of acht bedelschalen, voorzien van nobele termen als Gezondheid, Vrede, Geluk, Voorspoed, maar ook … Promotie op het werk. Van een afstand, achter een hek, mogen mensen munten gooien in de schaal naar keuze. Je raadt het al: de meeste gaan ernaast. Verder wordt hier een donatie niet gewoon in een kluisachtige kist gestopt, maar in een mooi versierd mandje gedaan dat als een gondel van een kabelbaan naar de top van de stoepa wordt gehesen!? Gekker moeten die boeddhisten het niet maken, volgens mij.

Omdat de feestdagen in het verschiet liggen, heb ik -geheel tegen m’n gewoonte in- ongeveer een maand geleden de komende vluchten en hotels vastgelegd; ten eerste om een goede plek te hebben en ten tweede om de stormachtige prijs-stijgingen voor te zijn. Nu hoef ik dus voorlopig, dat wil zeggen tot en met 2 januari, niets te plannen en lijkt het alsof ik een georganiseerd reisje heb geboekt; gewoon in het programma kijken en doen wat er staat.

Via Bangkok en Pattaya -waar ik vrienden uit Hoorn opzoek, die daar overwinteren; het is een traditie geworden dat ik naar ze toe ga als ik in de buurt ben, nu voor de derde keer- naar Hanoi. Grappig om te zien dat er hier in The Old Quarter wat veranderingen zijn: zo is er een soort verkeersplan opgesteld, waarbij vele, veel te smalle straatjes eenrichtingsverkeer zijn geworden; de straat naar de Centrale Markt -Hang Duong- wordt ’s avonds voor het verkeer afgesloten en omgetoverd tot Night Market; maar ook heb ik voor de eerste keer twee lichte aanrijdinkjes tussen brommer en overstekende voetganger gezien, veroorzaakt doordat de brommerberijder z’n aandacht te veel bij z’n mobieltje had, waardoor het zo belangrijke oogcontact met de voetganger verloren ging.

Omdat het kil, grijs en mottig was, wilden veel toeristen naar een warme binnen-activiteit. Zo heb ik een Frans echtpaar aangeraden de Hanoi Prison te bezoeken. Dit is een tot museum geworden gevangenis, waar de Fransen tot 1954 de Vietnamese opstandelingen martelden en van hun hoofden ontdeden. Deze werden in manden gedaan, die ter afschrikking aan het hek werden bevestigd. De Franse vrouw kwam totaal ontdaan en overstuur terug in het hotel, want op school had ze geleerd dat haar landgenoten in Indochina alleen maar goed deden voor de ontwikkeling van het volk en de infrastructuur. De man heeft geen woord meer met me gewisseld!? Later hielden de Vietnamezen hier Amerikaanse militairen gevangen. Deze werden bij binnenkomst, dus blakend en in goede conditie, gefotografeerd terwijl ze gezellig zaten te schaken, de post van hun geliefde lazen of een potje tafeltennis speelden. Alsof het om een weekendje-weg zou gaan; hier komt de cynisch bedoelde naam ‘Hanoi Hilton’ vandaan. Deze foto’s werden natuurlijk door de Vietnamees voor propagandadoeleinden gebruikt.

Ondertussen is het 2019 geworden en ben ik in het zuidelijke berggebied van Vietnam beland, in een plaatsje dat Kon Tum heet. Hier heb ik een hele dag achterop de motor bij gids Akhan rondgezworven door de rijst-, rubber- en koffieplantages en allerlei dorpjes van de Bahnar en Jarai (= minderheden) bekeken. Nadat we bij een bevriende familie van hem geluncht hadden, werd ik uitgenodigd om ’s avonds bij hen te komen eten. Ik voelde me natuurlijk zeer vereerd om bij vader, moeder en de drie kinderen aan tafel te gaan, samen met Akhan. Toen we aankwamen, begreep aanvankelijk niet waarom er voor slechts zeven personen twee lange tafels waren klaargezet. Maar natuurlijk, voor zo’n speciale gelegenheid (een ‘falang’ op bezoek!) waren ook de buren en vrienden uitgenodigd. Heerlijk gegeten van een normale Vietnamese maaltijd: gekruide rijstbouillon met verse groenten en kruiden om naar believen daar in te doen. Voor deze feestelijke avond was er een pot rijstwijn geopend, waaruit iedereen twee aan twee middels grote bamboe-rietjes z’n deel opzoog. Doen alsof werd onmogelijk gemaakt omdat het bovenste deel van de riet van doorzichtig plastic was. Ik heb met alle twaalf volwassen aanwezigen ‘moeten’ lurken. “Weigeren is onbeleefd, maar kleine slokjes mogen ook”, aldus Akhan.

Voor het laatste deel van mijn reis zit ik in het gebied tussen Kon Tum en Dalat, het zuidelijk, centraal deel van Vietnam. Hier zijn in 1975 de laatste gevechten geleverd tussen Noord- en Zuid-Vietnam. De Amerikanen hadden zich inmiddels tactisch teruggetrokken (“Zonder ons verliezen jullie ook wel”), zodat de Viet Cong vanuit het Noorden kon oprukken. De ene stad gaf zich zonder slag of stoot over, de andere bood verzet en werd volledig platgegooid. Het gevolg van dit alles is, dat veel steden hier herbouwd zijn in de Vietnamees, communistische stijl, dat wil zeggen groots van opzet en bombastisch. In de meest sfeerloze steden zijn de grootste en mooiste parken aangelegd, waarschijnlijk ter compensatie.

De aantrekkingskracht van deze streek ligt dan ook buiten de steden, in de natuur en de omringende dorpjes van de verschillende minderheden (54 in het totaal), die in de American War hard hebben moeten meevechten, maar nu weer als voorheen worden gediscrimineerd en als minderwaardig worden behandeld.

Ik sluit m’n reis af in Ho Chi Min City, voorheen Saigon. Op het programma staan een stadswandeling en een bezoek aan het Reunification Palace, alleen toegankelijk als er geen officiële ontvangsten zijn. Ik eindig met een historische dialoog tussen generaal Minh van Zuid-Vietnam en een onbekende Viet Cong officier, 30 april 1975:

(generaal Minh) “I have been waiting since early this morning to transfer power to you.” (VC-officier) ”There is no question of your transferring power. You cannot give up what you do not have.”

Tot ziens, zoens of anderszins, Reint

Reint’s reisverslag Azië 2018-2019 (6)

Zaterdag  01-12  t/m  vrijdag  21-12    

Natuurlijk verandert alles, maar toch was het wel even slikken toen ik bij de Orphanage bij het Inle, waar ik al jaren doneer, niet mijn geliefde, spontane Principal Sue aantrof, maar een oude, brommerige, slecht Engels sprekende heer, U Thet Tun. Hij deed wat onduidelijk waarom Sue er niet was, maar ik begreep uit z’n houding dat ze niet vrijwillig was weggegaan. Ko Aung van het Princess Garden Hotel en ook ondersteuner van het ‘wees’huis vertelde dat er onenigheid was geweest tussen Sue en het management over de uit te stippelen koers en dat zij haar biezen heeft gepakt; momenteel werkt ze als gids in Yangon. Tussen de regels door begreep ik dat het succes van het meisjeshuis een doorn in het oog was van de jongensafdeling. 

Loikaw, ten zuiden van het Inle in het midden van Myanmar in de Kayah State, is een parel die alleen nog maar hoeft te worden uitgepakt en opgewreven. Sinds 2012 is er een stabiel staakt-het-vuren tussen het Birmese leger en de niet te onderschatten plaatselijke milities in het conflict over de rechten op de vruchtbare gronden en de bodemschatten. Sinds een jaar of drie komen zelfs steeds meer mensen vanuit de omliggende bergen naar de dorpjes in het dal. Een schitterend gebied met nog voldoende minderheden om te bezoeken -onder andere Padaung (oneerbiedig ‘Longnecks’ genoemd) en animistische groeperingen- die niet weg willen uit hun geboortegebied in de bergen, met grotten die al wel gereed zijn gemaakt voor het toerisme, met ideale wandel- en/of fietsmogelijkheden en met een weldadige rust. Er komen slechts 5.000 à 6.000 toeristen per jaar, maar zonder Van Egeraat te willen spelen (ja, jonkies, zoek die maar op…) kan ik rustig zeggen dat dit een uitgelezen kans is om een nog niet ontdekt stukje van Myanmar te bezoeken. Ter illustratie: het Inle-gebied verwerkt zo’n 6.000 toeristen per dag.

Vanzelfsprekend moet er nog wel het een en ander gebeuren: het is aangenaam als een reiskantoortje voorzien is van een persoon die kan helpen en binnen een uur komt opdagen, of  dat er op zo’n bureautje Engels gesproken wordt. Details, maar toch. Er is al wel een vliegveldje met een dagelijkse vlucht naar Yangon, maar de landingsbaan is zo kort dat er alleen kleine vliegtuigjes kunnen landen en opstijgen, maximaal 44 inzittenden per vlucht. Verschillende gebieden en wegen zijn nog voor toeristen verboden door de mogelijke aanwezigheid van landmijnen. Zo kan een rit van ongeveer vijf uur meer dan het dubbele duren, omdat een deel van de rechtstreekse weg niet veilig is voor toeristen.  De lokale bevolking mag trouwens wel gebruik maken van deze weg; een ‘dooie lokaal’ heeft immers geen invloed op de internationale publiciteit en propaganda!?!  Overigens is zo’n omweg geen straf, want ik reed door een schitterend midden-gebergtegebied dat in deze oogsttijd sprankelde van activiteit: dorsen, bloemen verzamelen, rijst afsnijden, pepertjes drogen, hele dorpen zijn gemobiliseerd en de karren rijden af en aan. Alles wat niet nodig is voor eigen gebruik, wordt klaar gemaakt voor de handel. Deze omweg leidde ook via Nay Pyi Taw, zodat ik toch de kans gekregen heb om de grootheidswaan van de nieuw gebouwde hoofdstad (sinds 2005) te aanschouwen zonder de stad zelf te bezoeken; een toegangsweg van acht banen breed, waar met moeite in de verte één auto en één brommer op te ontwaren zijn, staat symbool voor de geld verspillende manier waarop deze stad is bedacht door de heren generaals. In de stad zelf schijnen drie Shwedagon Paya’s te zijn nagebouwd teneinde de grandeur  van het oude Rangoon te imiteren en natuurlijk te overtreffen. Weinig kans! 

De afgelopen periode ging het niet zo goed met mij. Ik had een pijn in m’n nek uitstralend naar de schouders en daartussen. Kon niet opzij kijken, m’n hoofd buigen, geen T-shirt aandoen en dat soort ellende. Slapen was al helemaal geen pretje, want ik wist m’n hoofd niet goed te plaatsen op welk kussen dan ook. Waarschijnlijk heb ik een kou opgelopen: airco (hoewel ik die op 24 graden zet), tocht, bezweet achterop de motor, open raampjes, enz..   Gelukkig denk ik het ergste achter de rug -en vooral de nek- te hebben.  Vanuit Kin Pun, verder naar het zuiden, heb ik de Golden Rock bezocht, een toeristische trekpleister van het kaliber Volendam / de Efteling. Een goudkleurig geschilderde rots die bovenop een andere rots balanceert, in evenwicht gehouden door een haar van de Boeddha; hoe verzin je het!  Met 42 passagiers in de laadbak van een oude truck op smalle bankjes naar boven raggen, een ander woord bestaat er niet voor. De chauffeur moet bergop zorgen geen snelheid kwijt te raken, dus ramt hij op volle snelheid door de messcherpe, krappe bochten, hetgeen achterin een gegil van vooral Japanse dames opleverde, waarbij het geluid van de achtbaan in Oud-Valkeveen verstomde, ondanks het gekrijs van Tess en Mats (en vele anderen). Het laatste deel van de drie kwartier durende tocht gaat over een smalle strook waar percentages van boven de 20 % worden gemeten. Halverwege houdt de truck stop om het dalende verkeer doorgang te verlenen. Slechts voor dit gedeelte is er een kabelbaan gebouwd.   Op de terugweg -nu zit ik jammer genoeg niet op de eerste rij, maar in het midden- is het tegenovergestelde het geval: zorgen dat het gevaarte geen vaart krijgt! Bij deze chauffeur gaat dat met onaangename horten en stoten, hetgeen ervoor zorgt dat een Birmees nichtje haar voor haar zittende oom een kleverige nek bezorgt met wat kennelijk haar lunch geweest is. Mijn buurmeisje ziet dat gebeuren en grijpt vervolgens zelf met een benauwd gezichtje een plastic zakje dat achteraf gelukkig overbodig bleek. Dat laatste werd ze, maar ze hield alles binnen.  

Vanuit het rustieke en slaperige Mawlamyine -nog weer zuidelijker- ben ik met de trein naar Yangon gereisd: een prachtige reis van bijna tien uur (voor zegge en schrijven € 2,38 eerste klasse) door eindeloze, vruchtbare, groene landbouw- gronden met rijst, groenten en granen.      

Een mooie afsluiting van m’n reis door Myanmar.  

Tot ziens, zoens of anderszins, 

Reint 

Reint’s reisverslag 2018-2019 (5)

REISVERSLAG INDIA 2018 / 2019

VERSLAG 5

Zondag 18-11 t/m vrijdag 30-11

Wat heb ik een mazzel gehad!! Voordat ik uit Bodh Gaya vertrok, wilde ik voor de zekerheid alvast een ticket voor de vlucht Bangkok – Mandalay kopen. De zaterdag- en zondagvluchten bleken schreeuwend duur (meer dan € 300 voor ruim een uur vliegen!?), zodat ik kon kiezen uit de redelijk geprijsde vluchten op vrijdag of maandag, net even boven de € 100. Ik zei letterlijk tegen de man van het reisbureautje, dat die naam eigenlijk niet verdiende: “Vrijdag lijkt een beetje krap te worden; als het tegenzit heb ik wel een ticket, maar geen visum. Doe maar maandag; in Bangkok vermaak ik me altijd wel.” Wat zou die uitspraak waar geworden kunnen zijn!!

Ik ging woensdagochtend vroeg naar de ambassade, die verhuisd bleek te zijn naar een klein stukje verderop. Op het gesloten toegangshek hing een plakaat met daarop de mededeling dat de ambassade woensdag en donderdag gesloten zou zijn in verband met het Lokhang feest, een lichtjesfeest ter gelegenheid van de vollemaansavond in november. Ik moest nu dus op vrijdagochtend m’n papieren inleveren en op diezelfde dag om 16.00 uur het visum ophalen. Nu kan dit altijd als je de noodzaak kunt aantonen voor zo’n versnelde procedure; dat kon ik natuurlijk met een vlucht op maandagochtend vroeg. Het grapje kost wel 690 Baht extra, zo’n € 19. Dan maar een paar pilsjes minder in de Shanghai Mansion bij mijn saxofonist, mr. Oh, die naast gitaar nu ook nog melodian (?) speelt, een soort blaaspiano. Zijn My funny Valentine nadert de perfectie na zoveel jaren.

Gisteren heb ik voor de vierde keer aan Co All Day meegedaan: een fietstocht dwars door Bangkok en aan de rand van de stad van 9 uur, afgewisseld met een stukje trein, boot en Sky-train. Normaal doen hier alleen Hollanders aan mee en af en toe een verdwaalde Vlaming, maar dit keer bestond het gezelschap uit een stel uit Mexico / VS, een Sri Lankaan en drie Nederlanders. Met z’n zessen en twee begeleiders van Co van Kessel hebben we heerlijk gefietst onder andere over slecht onderhouden betonplaten van zo’n 80 – 100 centimeter breed die boven het niet schone kanaalwater hangen. Gemiddeld een keer per maand gaat het mis, maar bij ons bleef de schade beperkt tot een lekke band. Het was fascinerend om tijdens de vele stops vanuit zoveel verschillende culturele achtergronden te praten over gezondheidszorg, onderwijs, armoede en dergelijke; dat laatste onderwerp kwam natuurlijk ter sprake tijdens de zeer overvloedige lunch.

In Thailand maakt men zich uiterst veel zorgen om de conditie en het lichaamsgewicht van de jeugd, die er een gigantische snackcultuur op nahoudt. En inderdaad, bij elke (particuliere) school in Bankok staan de hele dag karretjes met mierzoete, pastelkleurige drankjes, dikke ijsco’s en walmende vette happen. Dit is de Thaise vorm van voor-, tussen- en naschoolse opvang. Eerst doen de Bulletjes -het zijn vooral de jongens- uitgebreid inkopen, voordat ze vergezeld door moeder of soms door vader naar huis lopen of achterop de motor stappen. Omdat meneer Vetklep z’n handen vol heeft, ontfermt moeder zich over de trekkoffer met schoolspullen.

Geheel terzijde, voor de ouderen onder ons: Bulletje en Bonestaak, een zwart-wit strip, ongeveer A4-formaat liggend, vaal groene en blauwgrijze slappe omslag. Dit denk ik me te kunnen herinneren, maar waar ging het eigenlijk over, was er een thema, iets pedagogisch? Klopt het dat ze een pet op hadden? Wie van jullie weet er meer over te zeggen?

Ik merk bij mezelf dat ik het in toenemende mate prettig vind om onbekende, nieuwe activiteiten te combineren met eerder gedane. Zo ging ik in Mandalay -ja, ik zit ondertussen in Myanmar- voor het eerst per fiets op pad. M’n reisdoel was de Teakwood Temple (Shwe In Bin Kyaung) waar ik al eerder was, maar de weg er heen had ik niet eerder fietsend gedaan; ik wist de richting en trapte zwervend, min of meer lukraak straatje-rechts- straatje-links naar de tempel toe. In Mandalay kun je niet verdwalen, want alle noord-zuid straten hebben hoge nummers (van 60 tot 90) en de oost-west straten lopen van nummer 20 tot 40, in het centrum althans. Ik moest uiteindelijk hoek 38e /89e Street hebben om bij de ingang van het tempelcomplex te komen. Onderweg heb ik een schat aan steegjes, superkleine buurtmarktjes, lawaaiige schooltjes en talloze tempeltjes ontdekt; uiteindelijk heb ik misschien wel meer gelopen dan gefietst. Ik vond het heerlijk om zo Mandalay te ’ontdekken’.

In m’n stamkroeg, hoek 37e/78e Str., maakte de jonge ober (“Moet jij niet op school zitten, joh”) m’n Myanmar-biertje open, prutste het plasticje uit de dop en liet me het resultaat zien: in de dop stond Thank You. De volgende dag hetzelfde ritueel bij een nog jonger collegaatje (“Weet je moeder dat je hier werkt?”), die me vervolgens de tekst Free Beer toonde. Verbaasd vroeg ik of dat echt zo was en jawel hoor, dat biertje hoefde ik niet af te rekenen. (€ 1,20 voor 650 ml.)

’s Avonds zat ik van een heerlijk, pittig kipgerecht te smikkelen. Het eten werd ‘spicey’ gemaakt door onder andere een mij onbekend kruid: groen, lang, smal, bladachtig en heel pittig scherp. Het meisje van de bediening noemde de naam, iets als Ono-lie. Omdat ik haar niet-begrijpend en ietwat dommig aankeek, snelde ze naar de keuken en kwam terug met een paar stengeltjes van het ‘kruid’: bleek het gewoon het groen te zijn van ….. de lente-ui!, maar dan wel

met een dikte van hooguit 2 millimeter. Zo lekker en zo onherkenbaar anders dan in Nederland.

Ondertussen ben ik in Nyaungshwe aangekomen aan het Inle Lake; dus van daar uit gaat het verder.

Tot ziens, zoens of anderszins, Reint

 

Reint’s reisverslag 2018-2019 (4)

REISVERSLAG INDIA 2018 / 2019

VERSLAG 4

Woensdag 07-11 t/m zaterdag 17-11

Natuurlijk is het de ene dag helderder en sterker aanwezig dan de andere dag: het besef dat ik een buitengewoon bevoorrecht mens ben die zulke reizen kan ondernemen in een gezondheid zoals ik die nu ken, en dat ik daarvan zo intens kan genieten. Vanzelfsprekend voelde ik m’n benen en knieën na die exercitie van 3500 traptreden (= een flatgebouw van ongeveer 150 verdiepingen), maar wie zou dat niet hebben.

Ik geniet van allerlei dingen. Van het organiseren/regelen van een treinkaartje op een station waar de chaos heerst: “U moet als buitenlander bij loket 4 zijn, meneer.” Loket 4 is onbemand, dus ik ga terug. “Loket 4!” klinkt het nu al wat barser. Het loket tussen 3 en 5 blijft echter leeg. Komt er een jochie naar me toe, dat me aan m’n arm meesleurt, totaal de verkeerde kant op, namelijk naar loket 10 en hoger. Blijkt 4 tussen 16 en 17 te zitten!? Logisch toch, of niet soms? Maar het wel het enige loket waar geen rij dringende wachtenden voor staat.

Omdat ik met veel aandacht eet en m’n waardering niet onder stoelen of banken steek, krijg ik om de haverklap hapjes toegeschoven waar ik helemaal niet om gevraagd heb. “Proef maar…” De zeer welwillende obers weten vaak geen raad met m’n vragen over ingrediënten en roepen dan een kok erbij voor nadere uitleg. Ik moet eerlijk zeggen dat mijn Engels op het gebied van producten sterk te wensen overlaat, want meestal kom ik geen steek verder, maar een paar nieuwe recepten heb ik wel kunnen noteren.

Mandu, een schitterende en goed bewaard gebleven citadel, waaraan tussen 1401 en 1529 gebouwd is, heeft als hoogtepunt de Jahaz Mahal. Het enige personeel in dit lustpaleis van sultan Ghiyasuddin werd gevormd door zijn harem, bestaande uit 15.000 vrouwen, die tevens zijn lijfwachten waren. Tja, met zo een aantal moet het lijf inderdaad wachten. De chauffeur die me er naar toe bracht, sprak geen woord Engels, maar hij loodste me wel door alle paleizen en tempels, tot aan een bijzonder nauwe door- gang aan toe met een smal stenen trappetje naar boven. Ik deed alsof klem kwam te zitten en niet voor- of achteruit kon. Hij had de grap direct door en begon zogenaamd aan m’n arm te trekken, zonder resultaat. Hij riep zelfs de hulp van een andere bezoeker in en toen lukte het mij uit m’n ‘benarde positie’ te bevrijden. Gierend van de lach, met tranen over de wangen, lieten we de

onthutste redder in de nood vertwijfeld achter. Even later snapte hij de grap en deed hij zelf alsof hij klem zat voor zijn vrienden.

In Maheshwar en later in Gwalior heb ik Diwali meegemaakt: het feest waarbij ieder huis verlicht wordt met olielampjes (tegenwoordig gekleurde disco-kerstsnoeren) om Lord Rama bij te schijnen op z’n weg naar huis na 14 jaar in ballingschap geleefd te hebben. Door intriges van zijn stiefmoeder kan Rama geen koning worden van Ayodhya en wordt hij door haar verbannen, samen met z’n vrouw Sita en z’n broer Lakshman. Sita wordt middels een list ontvoerd door de demon-koning Ravana, die zo intelligent, en fysiek sterk is dat hij alleen maar door 10 hoofden en 20 armen verbeeld kan worden. Dankzij de hulp van de aapgod Hanuman en z’n apenleger kan Sita bevrijd worden na een langdurige en bloederige strijd, waarbij Ravana gedood wordt. (Deze scene zie ik dagen later als plafond- schildering in de Lakshmi-temel in Orchha). Rama’s triomfantelijke terugkeer naar Ayodhya wordt gevierd tijdens het lichtfestival Diwali, dat de overwinning van het goede op het kwade symboliseert.

Het feest stelt niet veel voor, ondanks heftig vuurwerk gedurende een paar dagen, maar kent wel een schaduwzijde: het Jai Vilas Palace is gesloten! Nota bene voor mij de reden om naar Gwalior te komen. Maharaja Jayajirao liet eind 19e eeuw het paleis bouwen door gevangenen die daarna als dank het tapijt in de hal mochten weven. Wie na 12 jaar werk aan het vloerkleedje nog leefde, mocht vrij uit gaan. Het dameszwembad is er zo groot dat er twee roeibootjes in ronddreven om eventueel te vermoeide zwemsters in veilige haven te brengen.

Marcel, een Fransman die ik tijdens het ontbijt in het hotel ontmoette, had de mazzel het paleis eerder bezocht te hebben; hij vertelde, gelukkig in het Engels (wat is mijn Frans slecht geworden, abominable!), met veel plezier over de kroonluchters en het miniatuur-spoorbaantje.

In Durban Hall hangen namelijk twee kroonluchters die waarschijnlijk de grootste van de wereld zijn, met 250 lampen ieder. Ze zijn 13 meter hoog en wegen 3 ton. Voordat ze werden opgehangen, werd de stevigheid van de dakconstructie getest door er drie olifanten over heen te laten lopen. Gelukkig voor die beestjes was het een plat dak. Slim bedacht, trouwens. Beter dan bij het treinstation in Kuala Lumpur in Maleisië dat ooit door de Britten is gebouwd. De bouw daarvan heeft zes maanden stil gelegen, omdat de constructie van de overkapping niet voldeed aan de strenge Britse bouweisen: de kap was namelijk niet bestand tegen het gewicht van 80 cm sneeuw (!?!).

Een aparte zaal -kamers zijn er niet, volgens Marcel- was bestemd voor de heren om na het uitgebreide diner ongestoord zaken te doen of doodordinair te roddelen over hun maitresses. Op de ovale tafel, waar wel vijftien man omheen kunnen zitten, loopt een miniatuur-spoorlijntje met een locomotief en open wagons van vrijwel puur zilver. Op de wagentjes werden glaasjes port en brandy geplaatst en dure sigaren, die er door de uitbuikers naar believen van af konden worden gepakt. Zie je het voor je; hoe decadent kun je het hebben! Prachtig!

Ondertussen ben ik in Bodh Gaya aangekomen, de laatste plaats in India die ik zal bezoeken tijdens deze reis. Bodh Gaya is net zo’n bedevaartsplaats voor boeddhisten als Varanasi dat is voor hindoes. Het is hier een drukte van belang, omdat er een festival gaande is waar boeddhisten uit de hele wereld op af komen: een enorme groep uit Sri Lanka, in het wit gekleed, zingt mantra’s waar ik er een paar van ken; een Engelstalige massa met zang en dans (?), van wie TV-opnames worden gemaakt en professionele foto’s; druk kwetterende en trippelende Japanse vrouwen maken het beeld compleet. Meer een circus dan een gewijde plek waar enige rust zou moeten heersen. Hopelijk duurt dit feest niet al te lang, want hiervoor kom ik niet naar Bodh Gaya, hoewel ik van die gekte ook wel weer kan genieten. De foto geeft de entree weer van het tempelcomplex.

Het volgende verslag zal uit Myanmar komen.

Tot ziens, zoens of anderszins, Reint