Reint’s reisverslag 2018-2019 (4)

REISVERSLAG INDIA 2018 / 2019

VERSLAG 4

Woensdag 07-11 t/m zaterdag 17-11

Natuurlijk is het de ene dag helderder en sterker aanwezig dan de andere dag: het besef dat ik een buitengewoon bevoorrecht mens ben die zulke reizen kan ondernemen in een gezondheid zoals ik die nu ken, en dat ik daarvan zo intens kan genieten. Vanzelfsprekend voelde ik m’n benen en knieën na die exercitie van 3500 traptreden (= een flatgebouw van ongeveer 150 verdiepingen), maar wie zou dat niet hebben.

Ik geniet van allerlei dingen. Van het organiseren/regelen van een treinkaartje op een station waar de chaos heerst: “U moet als buitenlander bij loket 4 zijn, meneer.” Loket 4 is onbemand, dus ik ga terug. “Loket 4!” klinkt het nu al wat barser. Het loket tussen 3 en 5 blijft echter leeg. Komt er een jochie naar me toe, dat me aan m’n arm meesleurt, totaal de verkeerde kant op, namelijk naar loket 10 en hoger. Blijkt 4 tussen 16 en 17 te zitten!? Logisch toch, of niet soms? Maar het wel het enige loket waar geen rij dringende wachtenden voor staat.

Omdat ik met veel aandacht eet en m’n waardering niet onder stoelen of banken steek, krijg ik om de haverklap hapjes toegeschoven waar ik helemaal niet om gevraagd heb. “Proef maar…” De zeer welwillende obers weten vaak geen raad met m’n vragen over ingrediënten en roepen dan een kok erbij voor nadere uitleg. Ik moet eerlijk zeggen dat mijn Engels op het gebied van producten sterk te wensen overlaat, want meestal kom ik geen steek verder, maar een paar nieuwe recepten heb ik wel kunnen noteren.

Mandu, een schitterende en goed bewaard gebleven citadel, waaraan tussen 1401 en 1529 gebouwd is, heeft als hoogtepunt de Jahaz Mahal. Het enige personeel in dit lustpaleis van sultan Ghiyasuddin werd gevormd door zijn harem, bestaande uit 15.000 vrouwen, die tevens zijn lijfwachten waren. Tja, met zo een aantal moet het lijf inderdaad wachten. De chauffeur die me er naar toe bracht, sprak geen woord Engels, maar hij loodste me wel door alle paleizen en tempels, tot aan een bijzonder nauwe door- gang aan toe met een smal stenen trappetje naar boven. Ik deed alsof klem kwam te zitten en niet voor- of achteruit kon. Hij had de grap direct door en begon zogenaamd aan m’n arm te trekken, zonder resultaat. Hij riep zelfs de hulp van een andere bezoeker in en toen lukte het mij uit m’n ‘benarde positie’ te bevrijden. Gierend van de lach, met tranen over de wangen, lieten we de

onthutste redder in de nood vertwijfeld achter. Even later snapte hij de grap en deed hij zelf alsof hij klem zat voor zijn vrienden.

In Maheshwar en later in Gwalior heb ik Diwali meegemaakt: het feest waarbij ieder huis verlicht wordt met olielampjes (tegenwoordig gekleurde disco-kerstsnoeren) om Lord Rama bij te schijnen op z’n weg naar huis na 14 jaar in ballingschap geleefd te hebben. Door intriges van zijn stiefmoeder kan Rama geen koning worden van Ayodhya en wordt hij door haar verbannen, samen met z’n vrouw Sita en z’n broer Lakshman. Sita wordt middels een list ontvoerd door de demon-koning Ravana, die zo intelligent, en fysiek sterk is dat hij alleen maar door 10 hoofden en 20 armen verbeeld kan worden. Dankzij de hulp van de aapgod Hanuman en z’n apenleger kan Sita bevrijd worden na een langdurige en bloederige strijd, waarbij Ravana gedood wordt. (Deze scene zie ik dagen later als plafond- schildering in de Lakshmi-temel in Orchha). Rama’s triomfantelijke terugkeer naar Ayodhya wordt gevierd tijdens het lichtfestival Diwali, dat de overwinning van het goede op het kwade symboliseert.

Het feest stelt niet veel voor, ondanks heftig vuurwerk gedurende een paar dagen, maar kent wel een schaduwzijde: het Jai Vilas Palace is gesloten! Nota bene voor mij de reden om naar Gwalior te komen. Maharaja Jayajirao liet eind 19e eeuw het paleis bouwen door gevangenen die daarna als dank het tapijt in de hal mochten weven. Wie na 12 jaar werk aan het vloerkleedje nog leefde, mocht vrij uit gaan. Het dameszwembad is er zo groot dat er twee roeibootjes in ronddreven om eventueel te vermoeide zwemsters in veilige haven te brengen.

Marcel, een Fransman die ik tijdens het ontbijt in het hotel ontmoette, had de mazzel het paleis eerder bezocht te hebben; hij vertelde, gelukkig in het Engels (wat is mijn Frans slecht geworden, abominable!), met veel plezier over de kroonluchters en het miniatuur-spoorbaantje.

In Durban Hall hangen namelijk twee kroonluchters die waarschijnlijk de grootste van de wereld zijn, met 250 lampen ieder. Ze zijn 13 meter hoog en wegen 3 ton. Voordat ze werden opgehangen, werd de stevigheid van de dakconstructie getest door er drie olifanten over heen te laten lopen. Gelukkig voor die beestjes was het een plat dak. Slim bedacht, trouwens. Beter dan bij het treinstation in Kuala Lumpur in Maleisië dat ooit door de Britten is gebouwd. De bouw daarvan heeft zes maanden stil gelegen, omdat de constructie van de overkapping niet voldeed aan de strenge Britse bouweisen: de kap was namelijk niet bestand tegen het gewicht van 80 cm sneeuw (!?!).

Een aparte zaal -kamers zijn er niet, volgens Marcel- was bestemd voor de heren om na het uitgebreide diner ongestoord zaken te doen of doodordinair te roddelen over hun maitresses. Op de ovale tafel, waar wel vijftien man omheen kunnen zitten, loopt een miniatuur-spoorlijntje met een locomotief en open wagons van vrijwel puur zilver. Op de wagentjes werden glaasjes port en brandy geplaatst en dure sigaren, die er door de uitbuikers naar believen van af konden worden gepakt. Zie je het voor je; hoe decadent kun je het hebben! Prachtig!

Ondertussen ben ik in Bodh Gaya aangekomen, de laatste plaats in India die ik zal bezoeken tijdens deze reis. Bodh Gaya is net zo’n bedevaartsplaats voor boeddhisten als Varanasi dat is voor hindoes. Het is hier een drukte van belang, omdat er een festival gaande is waar boeddhisten uit de hele wereld op af komen: een enorme groep uit Sri Lanka, in het wit gekleed, zingt mantra’s waar ik er een paar van ken; een Engelstalige massa met zang en dans (?), van wie TV-opnames worden gemaakt en professionele foto’s; druk kwetterende en trippelende Japanse vrouwen maken het beeld compleet. Meer een circus dan een gewijde plek waar enige rust zou moeten heersen. Hopelijk duurt dit feest niet al te lang, want hiervoor kom ik niet naar Bodh Gaya, hoewel ik van die gekte ook wel weer kan genieten. De foto geeft de entree weer van het tempelcomplex.

Het volgende verslag zal uit Myanmar komen.

Tot ziens, zoens of anderszins, Reint